zaterdag 8 mei 2010

Kolibrie

Ik wil nog even terug komen op die stalen vogels in ons luchtruim. Enorm knap dat wij mensen kunnen vliegen. Maar bescheidenheid is op zijn plaats. We zijn namelijk een betrekkelijke jonge soort en kunnen nog veel leren van de natuur om ons heen. Als voorbeeld wil ik de kolibrie noemen: een organisme dat ongeveer zo groot is als een duim. Dit vogeltje vliegt met een topsnelheid van 55 kilometer per uur – sneller dan wij ons per taxi door de meeste steden kunnen verplaatsen – en legt meer dan 3000 kilometer per jaar af. De kolibries die langs de oostkust van de Verenigde Staten naar het zuiden vliegen, pauzeren even aan de kust van de Golf van Mexico, waar ze ‘bijtanken’ op duizend bloemen per dag. Uiteindelijk vliegen ze zonder te stoppen over zo’n duizend kilometer open water, op een verpletterende 2,1 gram brandstof. En dat is geen kerosine: het is nectar.
Bovendien: tijdens het bijtanken bevrucht de kolibrie ook nog even zijn energiebron en zorgt er zo voor dat er het volgende jaar weer nectar zal zijn – voor hemzelf, voor zijn nakomelingen of voor volkomen andere soorten die van nectar leven. En als de kolibrie sterft, vergaat zijn lichaam natuurlijk en voedt het de wortels van bloemen, maar ook van paddestoelen, grassen, bomen en struiken. Terwijl ze in hun eigen behoeften voorzien, weten alle organismen de bodem vruchtbaar te maken, de lucht en het water te zuiveren en de juiste cocktail van atmosferische gassen te produceren die het leven nodig heeft om te blijven voortduren [bron biomimicri Janine Benyus].